Psychiatrie toen en nu
Op mijn werk werd ik gebeld door een medewerker van Vincent van Gogh. Ik had geen idee wat dat voor organisatie is en ging op zoek. Via google las ik dat het een specialistische GGZ instelling in Venray is. Onderzoekers vermoeden dat Vincent van Gogh leed aan bipolariteit en borderline. Dat zal voor de instelling een reden zijn geweest om te kiezen voor zijn naam.
Het Museum Psychiatrie Venray, waar de geschiedenis van de psychiatrie in die plaats wordt weergegeven, maakt deel uit van Vincent van Gogh. Het is niet zo ver bij mij vandaan, dus ik besloot een afspraak te maken voor een rondleiding aldaar. Samen met twee andere geïnteresseerden werd ik meegenomen terug in de tijd, naar 1900. Vandaar ging de reis richting heden. Er werd verhaald over allerhande experimentele behandelwijzen, zoals boren in de schedel en langdurige ijsbaden. Ik was erg onder de indruk van de kleine kamer met van vloer tot plafond afbeeldingen van gezichten van mensen, die door de tijd heen behandeld zijn bij Vincent van Gogh. Het voelde heel beklemmend.
De jaren ‘70 waren een periode waarin patiënten te bed werden gelegd op grote slaapzalen. Dat herinnerde me aan een bezoek aan mijn moeder, toen ze in Zon en Schild in Amersfoort verbleef. Ze lag op bed in een in mijn ogen enorme slaapzaal, maar ik was een jaar of 6, dus of dat echt zo was, weet ik niet. Mijn moeder vertelde me later dat ze soms zo onrustig werd van de medebewoners in die zaal, dat ze in een isoleercel mocht slapen. In hoeverre dat overeenkwam met de werkelijkheid, weet ik ook niet. Het was in ieder geval mijn moeders waarheid.
Nadat mijn moeder en ik na een paar jaar weer waren thuisgekomen (ik had tijdelijk bij andere gezinnen gewoond), stond er een zelfgemaakt kunstwerk van glas tegen de muur in de voorkamer, half achter een staande lamp. Er stond een huis op met een blauwe maan linksboven. Dat was in ieder geval mijn vertaling. Misschien was het wel een zon en waren er bij de dagbesteding van de instelling alleen blauwe rondjes van glas en geen gele.
Het enige wat mijn moeder over haar opname zei, was dat ze nooit meer terug wilde naar die plek. Ze is later nog wel ergens anders opgenomen. In tegenstelling tot haar verblijf in Zon en Schild, waar zij vandaan kwam met een halve meter aan potjes pillen, kwam daar rigoureus een einde aan het innemen van haar medicijnen. Alle potjes werden weggegooid. Mijn moeder had volgens de psychiater geen medicijnen meer nodig. Dat waren de jaren 80. Maar tien jaar later schreef de huisarts toch weer een antipsychoticum voor. Typerend voor wat er in het museum te zien is: het beleid vanuit de psychiatrie wordt steeds aangepast aan veranderde opvattingen. Tegenwoordig is er zelfs sprake van het inzetten van ervaringsdeskundigheid en naastenraden. Dat had vroeger nooit gekund.
Mijn moeder heeft zeker één keer een crisisopname gehad. Ik ben daar niet bij geweest en dat is maar goed ook. Op mijn werk was er een paar weken terug sprake van een crisisopname van iemand met een psychose, die met een ambulance, begeleid door twee politieauto’s, werd afgevoerd. Wat een verschrikking moet dat zijn geweest voor degene die dat overkwam, de naasten die het moesten aanzien, en vast ook voor de hulpverleners, al is het een onderdeel van hun werk. Ik was er behoorlijk door geraakt, omdat het me terugbracht naar vroeger, net als het bezoek aan het museum in Venray.
Ondanks mijn tranen merkte ik bij mezelf een groot verschil met een aantal jaren terug. Ik praatte er deze keer over met vrienden en collega’s. Dat zou ik vroeger nooit gedaan hebben. Ik ben blij dat ik van mezelf niet meer altijd “sterk” hoef te zijn en niet langer alles alleen hoef te dragen. Zo kan ik er zijn voor mezelf.
Ilona Lekahena