Zorgen voor mijzelf; wat ik leerde van de jeugd met mijn moeder 

Tijdens mijn moeders eerste opnames was ik nog jong en logeerde ik bij andere gezinnen. Ook al vond ik het niet overal even leuk, ik was er in ieder geval veilig en er werd voor mij gezorgd. Rond mijn 11e kreeg mijn moeder opnieuw een psychose. Deze keer greep niemand in en waren mijn moeder en ik op onszelf aangewezen. Vaak bleef ik uit haar buurt, om mijzelf te beschermen. Daarnaast zorgde ik op mijn eigen manier voor mijn moeder.

Ik heb uren voor haar slaapkamerdeur doorgebracht, bang dat ze de boel in brand zou steken of dat er iets anders ergs zou gebeuren. Niemand zei tegen mij dat ik dat moest doen. Ik dacht er ook niet over na. Voor mij was het normaal. Bovendien was er niemand anders die het deed.

Ik vroeg niet om hulp. Dat kwam niet bij me op. Maar uiteindelijk vertelde ik aan de moeder van de enige vriendin die nog bij mij thuis mocht komen, hoe het er bij ons aan toe ging. Zij zei dat ik naar de huisarts moesten gaan en dat deed ik. De huisarts vertelde me dat mijn moeder schizofrenie had en dat dat nooit meer zou overgaan. Ik kende dat woord niet, dus ging ik naar de bieb en las alles wat ik kon vinden over psychiatrische aandoeningen. Ik leerde de namen van de medicijnen die de huisarts mijn moeder voorschreef uit mijn hoofd. 

Na een bepaalde periode veranderde mijn moeder van iemand die mij angst inboezemde in iemand die alleen nog maar in haar stoel zat, met haar been tikte en wezenloos voor zich uit staarde. Achteraf begreep ik dat deze verandering teweeg werd gebracht door de medicijnen die ze moest nemen en waarover ik had gelezen. Ik vermoed dat de huisarts haar verteld heeft dat ze anders weer zou worden opgenomen. Dat wilde ze absoluut niet. Nooit meer ging ze daar heen. Opgenomen worden moet voor haar een verschrikking zijn geweest. 

Toen ik ouder werd, bleef het een automatisme om voor anderen te zorgen. Ik vond het fijn, want het was bekend en bovendien was ik op die manier van betekenis. Ik nam mijn werk in figuurlijke zin mee naar huis en lag ‘s nachts te piekeren, uit angst dat ik iets niet goed had gedaan. Het kon altijd beter, ook als anderen mij vertelden dat ik goed was in wat ik deed. Op een of andere manier kwam dat niet binnen. Zelfvertrouwen had ik nauwelijks, maar toch ontleende ik er waarde aan om altijd alles voor iedereen doen. 

Het heeft lang geduurd voordat ik mij realiseerde dat het van levensbelang is om allereerst voor mijzelf te zorgen, omdat dat de basis is van gezonde zorg voor anderen. Ondanks dat ik mij daarvan bewust werd, lukte het me niet om zomaar de knop om te zetten en alles anders te doen. Dat gaat met vallen en opstaan gepaard. Het lijkt ook wel op het afpellen van een ui. Steeds gaat er weer een laagje af van ingesleten gewoontes die voor mij ongezond zijn. Soms zijn die laagjes heel glibberig, waardoor ik ze nauwelijks kan afpellen, maar met wat moeite lukt het uiteindelijk toch. En zo blijf ik pellen. Niet met het doel om op een gegeven moment de hele ui ontleed te hebben, maar wel om wie ik ben steeds meer zichtbaar te maken. Het voelt erg prettig, al vind ik het ook weleens doodeng. 

Dat ik al jong op eigen benen moest staan, heeft zeker ook zijn voordelen. Ik kijk nergens meer van op en ben zeer oplossingsgericht ingesteld. Overal is een oplossing voor, ook als er geen oplossing voor is. Ik ben niet bang om naar binnen te kijken en mijn beweegredenen voor de dingen die ik doe, te onderzoeken. Dat helpt me op momenten dat ik zin heb om het bijltje erbij neer te gooien. Zo leer ik steeds beter voor mijzelf te zorgen. En dat is me toch fijn. 

Ik las ooit ergens: “Het gaat er niet om wat iets of iemand met je doet, het gaat er om wat jij daarmee doet.” Niets is meer waar. 

Ilona Lekahena