In sprookjes geloven …

Vijf jaar voor ik geboren werd, kreeg mijn moeder de diagnose ‘paranoïde schizofrenie’. Haar ouders dachten dat het wel over zou gaan dus werkte mijn moeder in de winkel, ging ‘s avonds naar school, leerde mijn vader kennen, trouwde in de kerk, werd zwanger en kreeg een gezonde dochter. Drie jaar was alles zogenaamd normaal totdat mijn vader verliefd werd op een ander en vertrok. Mijn moeder belandde direct in een psychose en werd gedwongen opgenomen.

Ik woonde in die tijd samen met de drie jongere zusjes van mijn vader bij mijn Chinese oma. In de kliniek had de hulpverlening samen met mijn moeder besloten dat ik mijn vader en zijn familie beter niet meer kon zien om mijn moeder niet te ontregelen. Toen ik vier jaar was, liep ik met mijn koffertje aan de hand van de maatschappelijk werkster mijn vertrouwde straat uit. Mijn oma en haar drie jonge dochters stonden mij huilend uit te zwaaien. Ik heb daarna een week lang niet gegeten en schreeuwde om mijn oma. Dat maakte mijn moeder woedend en ze wist toen zeker dat ze nooit meer iets met mijn vader te maken wilde hebben.
En zo kwam het dat ik van mijn derde tot mijn tiende jaar op een bovenwoning in Amsterdam zat opgesloten met een zieke vrouw. Naast mijn school moest ik mijzelf maar zien te vermaken. Op alle voorwerpen in huis bracht mijn moeder plakletters aan. Zodat ik op mijn vijfde jaar zelf boekjes kon lezen en zij niet meer hoefde voor te lezen. Ook kocht ze sprookjesplaten die ik kon opzetten, zodat zij de hele dag in bed kon blijven liggen.

Ik was dol op sprookjes die mij meenamen in het narratieve van: ‘ze leefden nog lang en gelukkig’ of mij deden geloven in het feit dat ‘het goede altijd van het kwade wint’. Ik zag een wereld vol mogelijkheden, als prinses of ridder zou ik kunnen ontsnappen aan de wereld van mijn moeder. Toen ik zes jaar was zag ik mijn kans schoon en mocht ik met een vriendinnetje uit de kleuterklas mee naar pony les.

Ik kreeg een kleine witte pony toegewezen die er direct vandoor ging en mij al bokkend van zijn rug gooide. Mijn moeder stond aan de kant te kijken en begon hysterisch te lachen. Ze zei: ‘zo dat was eens en nooit meer’. Ik klom er toch weer op, temde de pony en bleef zitten. Vanaf dat moment voelde ik voor het eerst mijn kracht en ging de strijd met mijzelf aan.

Mijn moeder versleet het ene- na het andere vriendje. Ik wilde pony rijden en ging op mijn achtste jaar alleen met de bus vanuit de stad naar de pony club. Het was een pony club voor kinderen van ouders die niet veel te besteden hadden. De pony’s waren klein, oud en dik en we reden met een halster zonder zadel. Al snel vond ik een betere plek waar ik kon leren rijden als ik hielp met de verzorging.

Wanneer mijn moeder weer eens verkering had, zat ik de weekenden in een vreemd huis in een vreemde stad. Ik nam stapels boeken mee over het leven op het platteland waar de kinderen avonturen beleefden met hun eigen paarden en pony’s. Toen ik tien jaar oud was, hertrouwde mijn moeder. Ik moest weer verhuizen en mijn veilige en vertrouwde leven achterlaten. We gingen van de grote stad naar een klein dorp zonder manege. Wel was er een oom van een klasgenootje met een boerderij waar een pony in de wei stond waar niemand wat mee deed.

Het huwelijk van mijn moeder en stiefvader werd een ware hel. Mijn stiefvader was gewelddadig en mijn moeder werd regelmatig psychotisch en gedwongen opgenomen. Met het verjaardagsgeld van mijn Chinese oma huurde ik af en toe een pony waar ik het bos mee in kon om de ellende thuis te ontvluchten.

Jaren later woonde ik met mijn gezin op het platteland met paarden om ons huis. Naast mijn werk reed ik shows met mijn prachtige witte Spaanse paard op een mooi koninklijk zadel. Ook deed ik een opleiding voor paardencoach en leerde ik anderen m.b.v paarden in hun kracht te komen. Een ‘lang & gelukkig’ leven streef ik niet meer na en in ‘goed & kwaad’ geloof ik ook niet meer. Wel leerde ik dat gebeurtenissen die moeilijk zijn de belofte in zich dragen van vernieuwing.

Als je ‘t nare gevoel van ‘het vertrouwde loslaten’ durft aan te gaan en ‘t ongemak van ‘het onbekende nieuwe’ weet te verdragen en dan geduldig afwacht, worden sprookjes soms echt waar.

Liefs Kind Yuki