Rigolettohof – Erik Jan Harmens
(uitgeverij Lebowski 2021)
De schietpartij op 9 april 2011 in de Rigolettohof in Alphen aan de Rijn was landelijk in het nieuws. Voor schrijver Erik Jan Harmens vormde die de aanleiding voor zijn boek. In de roman “Rigolettohof’ neemt hij ons mee naar de plek waar hij opgroeide. Daarin wordt verteld hoe het is om als autistisch persoon de realiteit anders te beleven. Zelf zegt hij in plaats van rechte lijnen cirkels te zien. In die vorm is het boek ook geschreven. Dat leest heel apart. Gebeurtenissen blijven zich in concentrische cirkels herhalen.
Bij de terugblik op zijn jeugd neemt zijn familie een bijzondere plaats in. Het vertrek van zijn vader kan hij niet bevatten. Zijn moeder blijft alleen achter met hem en zijn oudere broer en zus. Wanhopig grijpt hij zijn vaders been vast als die voor het laatst naar de voordeur gaat. Erik Jan zegt dat zijn ouders niet goed voor hem gezorgd hebben. ‘Noch mijn vader noch mijn moeder heeft me ooit iets geleerd. Dat is hard om te zeggen maar het is waar.’ Zijn ouders waren op hun beurt ook grootgebracht met niets en hebben dat als een lege doos doorgegeven. Zijn oma was alcoholist; zijn moeder kon niet voor zichzelf opkomen en daardoor ook niet voor haar kinderen.
In het verhaal wil hij de schutter op de Rigolettohof die ook zichzelf dood schoot weer levend maken. Voordat die schutter deed wat hij deed, werd hij behandeld in een GGZ instelling omdat hij stemmen hoorde. Zowel letterlijk als figuurlijk gaat de schrijver terug naar de plek des onheils. Zo parkeert hij op een nacht zijn auto in de straat schuin tegenover het huis waar hij is opgegroeid. Vanuit die positie spreekt hij als vijftigjarige de kleine jongen toe die hij was. Hij vormt zich een beeld van wat schutter bezield moet hebben. Elimineren geeft rust. Dat doet hij zelf ook, maar dan alleen in gedachten.
Als kind blijf je altijd aan je ouders vastzitten. De relatie met zijn moeder heeft een eigen plaats in het verhaal. In het dorp waar zij opgroeide werd zij ‘gekke Prien’ genoemd. Na het vertrek van zijn vader was zij vaker wel dan niet permanent in paniek. De drie kinderen moesten dat opvangen. Niemand keek naar hen om. Zijn broer en zus gingen het huis uit en als jongste werd hij voor zijn moeder de stand-in van zijn vader. Bij het uitruimen van de kastjes na haar overlijden vindt hij een klassenfoto terug die alles zegt over hoe hij zich als kind gevoeld heeft: ‘Zie mij’.
Eenmaal volwassen willen hij en zijn broer en zus geen lege dozen doorgeven aan hun kinderen. Ze willen die vullen. De band die Erik Jan met hen heeft, is voor hem van levensbelang. Het boek is dan ook aan hen opgedragen: ‘Voor Ido en Paulien. Voor altijd’.
Addy Bakx